Art. 4. De activiteit, bedoeld in artikel 3, 10°, kan slechts uitgeoefend worden, in de mate dat de opleiding die leidde tot het " bekwaamheidsattest bewakingsagent - gewapende opdrachten" en de schietoefeningen waaraan betrokkene deelnam, geschiedde met een wapen waarvan de aard, het model en het type overeenkomt met het wapen, waarop de wapendrachtvergunning die hij, krachtens artikel 8, § 2 van de wet, bezit of beoogt te bezitten, betrekking heeft.
Art. 4. L'activité visée à l'article 3, 10°, ne peut être exercée que dans la mesure où la formation qui menait à l'" attestation de compétence agent de gardiennage - mission armée" et les exercices de tir auxquels l'intéressé a pris part, ont été faits avec une arme dont la nature, le modèle et le type correspond avec l'arme à laquelle se rapporte l'autorisation de port d'arme qu'il détient ou vise à détenir en vertu de l'article 8, § 2, de la loi.