13. veroordeelt de pogingen van verschillende leden van de UNHRC om de onafhankelijkheid en doelmatigheid van de Speciale Procedures te beperken; neemt in dit verband kennis van de aanneming op 18 juni 2007 van een Gedragscode voor mandaathouders voor Speciale Procedures; verzoekt de UNHRC om deze gedragscode te implementeren in de geest van de bovenvermelde Resolutie A/RES/60/251 en om de onafhankelijkheid van de Speciale Procedures te respecteren;
13. condamne, dès lors, les tentatives de plusieurs membres du CDH de limiter l'indépendance et l'efficacité des procédures spéciales; prend acte, à cet égard, de l'adoption le 18 juin 2007 d'un code de conduite destiné aux mandataires de procédures spéciales; invite le CDH à mettre en œuvre ce code de conduite dans l'esprit de la résolution précitée A/RES 60/251 et à respecter l'indépendance des procédures spéciales;