5. benadrukt dat, aangezien de toetreding van de EU tot het EVRM een toetreding is van een partij die geen staat is tot een rechtsinstrument dat voor staten werd gecreëerd, de toetreding van de EU tot het EVRM voltooid moet worden zonder de kenmerken van het EVRM aan te passen en dat wijzigingen in het rechtsstelsel van de EU tot een minimum beperkt moeten blijven; vindt het belangrijk om in het belang van de justitiabelen van zowel de Unie als van derde landen de voorkeur te geven aan de toetredingsvoorwaarden die de werklast van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het minst zullen beïnvloeden;
5. souligne que, étant donné que l'adhésion de l'UE à la CEDH est l'adhésion d'une partie autre qu'un État à un instrument juridique créé pour des États, elle devrait avoir lieu sans altérer les caractéristiques de la CEDH et les modifications apportées à son système juridictionnel devraient être minimales; estime important, dans l'intérêt des justiciables à la fois de l'Union et des pays tiers, de privilégier les modalités d'adhésion qui auront le moins d'impact sur la charge de travail de la Cour européenne des droits de l'Homme;