In het nieuwe ontwerp-artikel 477ter, § 3, van het Gerechtelijk Wetboek wordt immers het volgende bepaald : « De uitoefening van het beroep van advocaat bij de in artikel 477bis bedoelde personen is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen».
En effet, l'article 477ter, § 3, nouveau, en projet du Code judiciaire dispose : « L'exercice de la profession d'avocat par les personnes visées à l'article 477bis est incompatible avec les emplois et activités rémunérés, publics ou privés, à moins qu'ils ne mettent en péril ni l'indépendance de l'avocat, ni la dignité du barreau».