2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Lid-Staten om, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag, de eisen vast te stellen die zij noodzakelijk achten voor de bescherming van personen en inzonderheid werknemers die gebruik maken van de betrokken apparaten, beveiligingssystemen en in artikel 1, lid 2, bedoelde voorzieningen, voor zover zulks niet inhoudt dat deze apparaten, systemen en voorzieningen veranderingen moeten ondergaan ten opzichte van de bepalingen van deze richtlijn.
2. Les dispositions de la présente directive n'affectent pas la faculté des États membres de prescrire, dans le respect des dispositions du traité, les exigences qu'ils estiment nécessaires pour assurer la protection des personnes et, en particulier, des travailleurs utilisant les appareils et les systèmes de protection ainsi que les dispositifs visés à l'article 1er paragraphe 2 concernés pour autant que cela n'implique pas des modifications de ceux-ci par rapport à la présente directive.