Bovendien, verduidelijkt het Grondwettelijk Hof, heeft de Afdeling Wetgeving van de Raad van State zich afgevraagd « waarom het in artikel 353-2, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek vermelde geval, in het amendement niet in ogenschouw wordt genomen» (3) .
Par ailleurs, précise la Cour constitutionnelle, la section de législation du Conseil d'État s'est demandée « pour quelle raison l'hypothèse visée à l'article 353-2, alinéa 2, du Code civil n'est pas également prise en compte par l'amendement » (3) .