De rechter in de strafuitvoeringsrechtbank die zich genoodzaakt ziet om in die omstandigheden een advocaat aan te wijzen, dient evenwel artikel 10, tweede lid, van de Grondwet, zoals geïnterpreteerd in B.17.1 en B.17.2, in acht te nemen.
Le juge au tribunal de l'application des peines qui, dans ces circonstances, se voit contraint de désigner un avocat doit toutefois respecter l'article 10, alinéa 2, de la Constitution, tel qu'il est interprété en B.17.1 et B.17.2.