Het derde middel is afgeleid uit de schending van de academische vrijheid gewaarborgd bij de artikelen 19 en 24 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 13 van het Handvest van de Grondrechten van de Europ
ese Unie, opgenomen onder titel II van de Grondwet voor Europa, en de artikelen 9 en 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, alsook uit de schending van het verbod om aangelegenheden inzake de inrichting van het onderwijs over te dragen, vervat in artikel
...[+++] 24, § 5, van de Grondwet, en van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie gewaarborgd bij de artikelen 10, 11 en 24, § 4, van de Grondwet.
Le troisième moyen est pris de la violation de la liberté académique garantie par les articles 19 et 24 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec l'article 13 de la Charte des droits fondamentaux de l'Union européenne, incorporée dans le titre II de la Constitution pour l'Europe, et les articles 9 et 10 de la Convention européenne des droits de l'homme, ainsi que de la violation de l'interdiction de délégation en matière d'organisation de l'enseignement, prévue par l'article 24, § 5, de la Constitution, et du principe d'égalité et de non-discrimination garanti par les articles 10, 11 et 24, § 4, de la Constitution.