In artikel 6 van de overeenkomst is het vertegenwoordigingsrecht neergelegd: "Indien er redelijkerwijs vermoed kan worden dat één van de in artikel 3 genoemde feiten is gepleegd, verleent elke lidstaat de overige lidstaten een vertegenwoordigingsrecht op grond waarvan de schepen of luchtvaartuigen van de respectieve douaneautoriteiten kunnen optreden tegen de schepen van een andere lidstaat" (artikel 6, lid 1 van de overeenkomst).
L'article 6 de la convention prévoit un droit de représentation : "lorsqu'il y a lieu de soupçonner que l'un des actes visés à l'article 3 a été commis, chaque État membre reconnaît aux autres États membres un droit de représentation, qui donne aux navires ou aéronefs appartenant à leurs autorités douanières respectives un droit d'intervention contre les navires d'un autre État membre" (article 6, paragraphe 1 de la convention).