De Raad heeft geoordeeld dat dit voorbeeld en de andere voorbeelden genoemd in de memorie van toelichting, geen materiële bevoegdheden betreffen, maar verband houden met « instrumenten of middelen waarvan de bijzondere wetgever het nuttig heeft geacht de gemeenschappen en de gewesten te voorzien, om het hen mogelijk te maken hun bevoegdheden doeltreffend en naar het voorbeeld van de federale overheid uit te oefenen ».
Le Conseil a estimé que cet exemple ainsi que les autres exemples cités dans l'exposé des motifs ne concernent pas des compétences matérielles mais se rapportent à « des instruments ou des moyens dont le législateur spécial a estimé utile de doter les communautés et les régions, en vue de leur permettre d'exercer avec efficacité et à l'instar de l'autorité fédérale leurs compétences ».