Sommige lidstaten waren van mening dat in laagdrempelige overheidsdiensten moet worden voorzien voor jongeren die met discriminatie, vreemdelingenhaat en racisme geconfronteerd werden of dreigen te worden – zo mogelijk in hun eigen nationale taal.
Certains États membres étaient d'avis que des services publics facilement accessibles devaient être fournis – si possible dans leur propre langue nationale – aux jeunes qui ont été confrontés à la discrimination, à la xénophobie et au racisme ou qui sont menacés de l'être.
