Het Hof beantwoordt de prejudiciële vraag in de daarin vermelde interpretatie dat de artikelen 2 en 3 van de wet van 17 januari 2003 het Hof van Beroep niet toestaan « sommige gevolgen van beslissingen van het BIPT die het vernietigt, tijdelijk te handhaven, terwijl de rechtszekerheid een dergelijke handhaving zou vereisen », zonder zich uit te spreken over de vraag of het Hof van Beroep zulk een bevoegdheid kan putten uit het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel (vergelijk met het arrest nr. 125/2011 van 7 juli 2011, B.5.4).
La Cour répond à la question préjudicielle dans l'interprétation qui y est mentionnée, selon laquelle les articles 2 et 3 de la loi du 17 janvier 2003 n'autorisent pas la Cour d'appel à « maintenir certains effets des décisions de l'IBPT qu'elle annule alors que la sécurité juridique exigerait un tel maintien », sans se prononcer sur la question de savoir si la Cour d'appel peut puiser une telle compétence dans le principe de la sécurité juridique et dans le principe de confiance (comparer avec l'arrêt n° 125/2011 du 7 juillet 2011, B.5.4).