Het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 412 van 22 november 1996 over de ter beschikking stelling van GSM-toestellen aan onderzoeksrecht
ers doet bijkomende vragen rijzen (Vragen en Antwoorden, Kamer, 1997-1998, nr. 108, blz. 14654): 1. a) Waarom werd in principe slechts één GSM-toestel per gerechtelijk arrondissement aangekocht en wel voor de onderzoeksrechter van wacht? b) Is dergelijk toestel niet even onontbeerlijk voor de onderzoeksrechter die geen wacht heeft, mede omdat van de onderzoeksrechter tegenwoordig verlangd wordt dat
hij onder andere in «reële ...[+++] tijd» ter plaatse gaat?
La réponse à ma question écrite no 412 du 22 novembre 1996 relative à la mise à la disposition d'appareils GSM pour les juges d'instruction (Questions et Réponses, Chambre, 1997-1998, no 108, p. 14654) appelle d'autres questions: 1. a) Pourquoi n'a-t-on en principe acheté qu'un seul GSM par arrondissement judiciaire, destiné au juge d'instruction de garde? b) Un tel appareil n'est-il pas tout aussi indispensable pour le juge d'instruction qui n'est pas de garde, d'autant qu'on attend actuellement du juge d'instruction qu'il puisse se rendre sur place «en temps réel»?