De prejudiciële vraag ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van een van de voorwaarden waarvan het voormelde artikel 15 de vermindering van de o
peningsbelasting op slijterijen afhankelijk maakt - het voorleggen van een schriftelijke verklaring van de laatste exploitant waarbij hij eraan verzaakt zich te beroepen op de toepassing van artikel 20, § 1, 4°, van hetzelfde besluit -, in zoverre " die voorwaarde nadien feitelijk vervuld kan blijken hoewel de nieuwe slijter de voormelde verklaring niet heeft voorgelegd vanwege het feit dat hij de vroegere slijter niet heeft kunnen terugvinden, zoda
...[+++]t de vermindering van de belasting hem enkel om die reden zou worden geweigerd" .La question préjudicielle interroge la Cour sur la compatibilité avec les articles 10 et 11 de la Constitution d'une des conditions auxquelles l'article 15 précité subor
donne la réduction de la taxe d'ouverture des débits de boissons - fournir une attestation écrite du dernier exploitant renonçant à se prévaloir de l'application de l'article 20, § 1, 4°, du même arrêté -, en ce que " cette condition peut s'avérer par la suite remplie dans les faits sans que le nouveau débitant n'ait cependant produit l'attestation précitée à défaut d'avoir pu retrouver l'ancien débitant et que la réduction de taxe lui soit, pour cette seule raison, refus
...[+++]ée" .