Evenzo komt het beginsel van neutraliteit van de Staat hoofdzakelijk voor in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in verband met het recht op onderwijs en is het niet zeker dat het dezelfde betekenis heeft voor de andere functies van de Staat, en dit des te minder daar dit beginsel, zoals hierboven uiteengezet, verenigbaar moet zijn met de vereisten van godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid.
De même, le principe de neutralité de l'État apparaît principalement dans la jurisprudence de la Cour européenne en matière de droit à l'instruction et il n'est pas certain qu'il revête la même signification pour les autres fonctions de l'État, et ce d'autant moins que ce principe, comme exposé ci-avant, doit se concilier avec les exigences de la liberté religieuse et de la liberté de conscience.