4. wijst op het beginsel van het vermoeden van onschuld, dat in democratische samenlevingen een hoeksteen van de rechtsstaat is; is sterk gekant tegen het toenemende gebruik van zogenaamd "preventief politieoptreden", waarbij het vermoeden van onschuld wordt omgekeerd en eenieder als een potentiële misdadiger wordt behandeld;
4. rappelle le principe de présomption d'innocence, qui est un pilier essentiel de l'état de droit dans les sociétés démocratiques; se déclare vivement opposé à la multiplication des activités dites de "prévention policière", qui renversent le principe de présomption d'innocence et placent tout le monde dans une position de criminel potentiel;