Het lijkt kennelijk onredelijk te beweren nog « vroeger bestaande overgangsregels » te handhaven, aangezien de wet van 21 december 1990 bepaalt dat, enerzijds, het lot van een deel van het personeel, dat valt onder een
statuut dat voor de toekomst is afgeschaft, niet meer wordt geregeld door een ongunstige bepaling - vermits die bepalin
g (artikel 25, § 2) expliciet door de wetgever zelf is opgeheven - en dat, anderzijds, het lot van de categorie van het personeel waarin de verzoeker wenste te worden opgenomen (namelijk het aanvullings
...[+++]kader) gunstig gewijzigd is door het verdwijnen van de achterstand bij de bevordering, achterstand die natuurlijk enkel mogelijk is in het kader van overgangsexamens en die verdwijnt in geval van rechtstreekse aanwerving.Il apparaît manifestement déraisonnable de prétendre encore maintenir « des règles de passage préexistantes », dès lors que la loi du 21 décembre 1990 établit que, d'une part, le sort d'une partie du personnel, relevant d'un statut supprimé pour l'avenir, n'est plus réglé par une disposition défavorable - celle-ci (l'article
25, § 2) étant même explicitement abrogée par le législateur lui-même - et que, d'autre part, le sort de la catégorie du personnel auquel le requérant souhaita accéder (à savoir le cadre de complément) se trouve modifié avantageusement par la disparition du retard à l'avancement, ce retard ne se concevant évidemment
...[+++]que dans le cadre d'épreuves de passage et disparaissant en cas de recrutement direct.