« Maakt het artike
l 198, § 1, Wetboek Vennootschappen een schending uit van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel, inzoverre uit deze bepaling volgt dat de titularis van de rechtsvordering op grond van artikel 530 Wetboek Vennootschappen tegen een bestuurder van een vennootschap deze vordering moet stellen binnen de vijf jaar van ' de verrichtingen ' het feit dus dat oorzaak is van de schade zelf (ongeacht of het slachtoffer kennis had van kwestieuze handeling en het veroorzaken van de schade welke de aansprakelijkheid van de bestuurder met zich brengt) terwijl algemeen inzake buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen artikel 226
...[+++]2bis, § 1, tweede lid, Burgerlijk Wetboek voorziet dat rechtsvorderingen tot vergoeding van dergelijke extra contractuele schade slechts verjaren door verloop van vijf jaren vanaf de dag volgend op deze waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon ?« L'article 198, § 1, du Code des sociétés viole-t-il le principe constitutionnel d'égalité en tant qu'il découle de cette disposition que le titulaire de l'action intentée sur la base de l'article 530 du Code des sociétés contre un administrateur d'une société doit former cette action dans les cinq ans de
s ' opérations ', à savoir le fait qui est la cause du dommage lui-même (que la victime ait eu connaissance ou non de l'acte en question et du dommage causé, qui entraîne la responsabilité de l'administrateur), alors qu'en règle générale, pour ce qui concerne les actions en responsabilité extracontractuelle, l'article 2262bis, § 1, alin
...[+++]éa 2, du Code civil prévoit que les actions en réparation d'un tel dommage extracontractuel ne se prescrivent par cinq ans qu'à partir du jour qui suit celui où la personne lésée a eu connaissance du dommage ou de son aggravation et de l'identité de la personne responsable ?