«
Art. 55. § 1. De verklaring of de aanvraag bedoeld in de artikelen 50, 50bis en 51, afgelegd door een vreemdeling die gemachtigd werd tot een verblijf voor onbeperkte tijd, wordt, wanneer zij nog in behandeling is bij de minister of zijn gemachtigde, bij de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of bij de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen, ambtshalve zonder voorwerp verklaard, tenzij de vreemdeling, binnen een termijn van zestig dagen te rekenen vanaf het inwerkingtreden van deze bepaling of vanaf de overhan
diging van de titel waaruit het onbep ...[+++]erkt verblijf blijkt, bij een ter post aangetekende brief aan de instantie waarbij zijn verklaring of aanvraag in behandeling is, de voortzetting van de behandeling vraagt.«
Art. 55. § 1. La déclaration ou la demande visées aux articles 50, 50bis et 51, faite par un étranger qui a été autorisé au séjour pour une durée illimitée, est déclarée d'office sans objet lorsqu'elle est encore examinée par le ministre ou son délégué, par le Commissaire général aux réfugiés et aux apatrides ou par la Commission permanente de recours des réfugiés, à moins que l'étranger demande dans un délai de soixante jours à partir de l'entrée en vigueur de la présente disposition ou à partir du moment de la remise du titre qui fait preuve du séjour illimité, la poursuite de son examen par lettre recommandée à la poste adressée à
...[+++] l'instance qui examine sa déclaration ou demande.