Art. 9. Als een persoon, voorafgaand of na het afleveren van zijn vergunning « accijnsinrichting », een onregelmatigheid of een overtreding andere dan deze bedoeld in artikel 22, § 2, van de wet heeft begaan, kan de directeur het bedrag van de zekerheid, bepaald in artikel 21, § 2, 1°, van de wet, op 50 pct. van het bedrag van de accijnzen met betrekking tot de accijnsproducten die worden vervaardigd of voorhanden zijn in de accijnsinrichting brengen of vaststellen.
Art. 9. Lorsqu'une personne a commis, antérieurement ou postérieurement à la délivrance de son autorisation « établissement d'accise », une irrégularité ou une infraction autre que celles énoncées à l'article 22, § 2, de la loi, le directeur peut porter ou fixer le montant de la garantie prévue à l'article 21, § 2, 1°, de la loi, à 50 p.c. du montant de l'accise afférente aux produits d'accise fabriqués ou détenus dans l'établissement d'accise.