In hun memorie van antwoord betogen J. Ost en anderen dat de eerste prejudiciële vraag ontvankelijk is, nu de twee rechtstoestanden waarover het te dezen gaat, de volgende zijn : enerzijds, de situatie waarin het ruilverkavelingscomité een beslissing neemt met inachtneming van het doel van de ruilverkavelingswet en, anderzijds, de situatie waarin die beslissing klaarblijkelijk daarmee strijdig is.
Dans leur mémoire en réponse, J. Ost et autres font valoir que la première question préjudicielle est recevable, dès lors que les deux situations juridiques dont il s'agit en l'espèce sont les suivantes : d'une part, la situation où le comité de remembrement prend une décision en conformité avec l'objectif de la loi relative au remembrement et, d'autre part, la situation où cette décision est manifestement contraire à cet objectif.