Art. 12. § 1. Wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie-
en Assurantiewezen duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een beleggingsonderneming die op Belgisch grondgebied
door middel van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uitoefent, de verplichtingen schendt die uit de ter uitvoering van de richtlijn 2004/39/EG vastgestelde bepalingen voortvloeien, of dat een beleggingsonderneming met een bijkantoor op het Belgisch grondgebied de verplichtingen schendt die voortvloeien uit de ter uitvoering van de
...[+++]voornoemde richtlijn vastgestelde bepalingen waarbij aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen geen bevoegdheden worden verleend, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.
Art. 12. § 1. Lorsque la Commission bancaire, financière et des assurances a des raisons claires et démonstrables d'estimer qu'une entreprise d'investissement opérant en Belgique par l'intermédiaire d'une succursale ou par voie de libre prestation de services viole les obligations qui lui incombent en vertu des dispositions arrêtées en application de la directive 2004/39/CE qui ne confèrent pas de pouvoirs à la Commission bancaire, financière et des assurances, celle-ci en fait part à l'autorité compétente de l'Etat membre d'origine.