10. constateert met bezorgdheid dat discriminatie op grond van seksuele geaardheid, een handicap, leeftijd resp. etnische afkomst niet in de arbeidswetgeving specifiek genoemd wordt, dat directe en indirecte discriminatie en intimidatie niet gedefinieerd zijn en dat derhalve geen beroep op de rechter kan worden gedaan wegens schending van de menselijke waardigheid; verzoekt Turkije op dit punt de wetgeving en de praktijk met spoed aan de antidiscriminatieregels van de EU aan te passen.
10. observe avec préoccupation que la législation sur le travail ne mentionne pas spécifiquement la discrimination reposant sur l'orientation sexuelle, le handicap, l'âge et l'appartenance ethnique, que la discrimination et le harcèlement directs et indirects ne sont pas définis et ne peuvent donc pas faire l'objet d'une plainte pour violation de la dignité humaine; invite la Turquie à adapter dans ce domaine sans délai sa législation et ses pratiques aux règles appliquées dans l'UE contre les discriminations.
