Tegen die bepalingen voert de verzoekende partij in de zaak nr. 4188 een achtste middel aan dat is afgeleid uit de schending van de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, doordat het gelijkheidsbeginsel veronderstelt dat al wie dwingende redenen kan laten gelden die zich verzetten tegen een terugkeer, zelfs na ingrijpende wijzigingen in de omstandigheden in het land van herkomst, verdere bescherming onder de vluchtelingen- of subsidiaire beschermingsstatus moet genieten.
La partie requérante dans l'affaire n° 4188 prend contre ces dispositions un huitième moyen de la violation des articles 10, 11 et 191 de la Constitution, en ce que le principe d'égalité implique que ceux qui peuvent faire valoir un motif impérieux s'opposant à un retour, même en cas de changement de circonstances significatif dans le pays d'origine, doivent continuer à bénéficier d'une protection sous le statut de réfugié ou de protection subsidiaire.