35 Het Gerecht heeft terecht geoordeeld dat het feit dat het litigieuze
besluit er niet op wees dat een vordering in rechte slechts via een advocaat die
bevoegd is om op te treden voor een rechterlijke instantie van een lidstaat of van een andere staat die partij is bij de EER-overeenkomst, regelmatig kon worden ingesteld, verzoeksters er niet toe
heeft gebracht een verschoonbare dwaling te begaan ...[+++], waardoor de gemeenschapsregels van openbare orde inzake beroepstermijnen voor hen buiten toepassing zouden kunnen blijven.