In de door de
verwijzende rechter gekozen interpretatie voert de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling in tussen de autonome overheidsbedrijven, die aan de in het geding zijnde bepaling zijn onderworpen, en de besturen en rechtspersonen van publiek recht, die vallen onder de regeling van het koninklijk besluit van 22 december 2000 « tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- e
...[+++]n Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen » (hierna : koninklijk besluit van 22 december 2000) en van de wet van 22 juli 1993 « houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken » (hierna : wet van 22 juli 1993).Dans l'interprétation retenue par le juge a quo, la
disposition en cause crée une différence de traitement entre les entreprises publiques autonomes, soumises à la disposition en cause, et les administrations et les personnes morales de droit public régies par l'arrêté royal du 22 décembre 2000 « fixant les principes généraux du statut administratif et pécuniaire des agents de l'Etat applicables au personnel des services des Gouvernements de Communauté et de Région et des Collèges de la Commission communautaire commune et de la Commission communautaire française ainsi qu'aux personnes morales de droit public qui en dépendent » (ci-après
...[+++]: l'arrêté royal du 22 décembre 2000) et par la loi du 22 juillet 1993 « portant certaines mesures en matière de fonction publique » (ci-après : la loi du 22 juillet 1993).