In these circumstances, the AECE, not being in a position to know with sufficient certainty the complaints or requests of the person concerned (Schwiering v Court of Auditors, cited above, paragraph 11, and Case T-361/94 Weir v Commission [1996] ECR-SC I-A-121 and II-381, paragraph 27), will be unable to allow that person’s claims, if appropriate, or to propose an amicable solution and so avoid bringing the dispute directly before the judicature for a decision.
In die omstandigheden heeft het TAOBG, daar het niet in staat is om met de nodige nauwkeurigheid kennis te nemen van de grieven of de wensen van de betrokkene (arrest Schwiering/Rekenkamer, reeds aangehaald, punt 11, en arrest Gerecht van 12 maart 1996, Weir/Commissie, T-361/94, JurAmbt. blz. I-A-121 en II-381, punt 27), immers geen enkele mogelijkheid om zijn aanspraken eventueel in te willigen of hem een minnelijke regeling voor te stellen, zodat het geschil niet rechtstreeks voor de rechter wordt gebracht.