3.1.2. Sufficient distance shall be maintained laterally and vertically between vehicles, towing devices, tracks, cables, etc., and possible structures and obstacles located in the vicinity either on the ground or in the air, taking account of the vertical, longitudinal and lateral movement of the cables and vehicles or of the towing devices under the most adverse foreseeable operating conditions.
3.1.2. Tussen de voertuigen, sleepinrichtingen, geleiderails, kabels enz. en alle nabijgelegen constructies op de grond en in de lucht en mogelijke obstakels moet zijdelings en verticaal in voldoende ruimte worden voorzien, waarbij rekening moet worden gehouden met bewegingen van de kabels en de voertuigen of de sleepinrichtingen in zijdelingse, verticale of lengterichting, steeds uitgaande van de meest ongunstige voorzienbare bedrijfsomstandigheden.