3. The vehicle is examined at the roadside for maintenance irregularities such as: excessive smoke, bald or damaged tyres, inoperable lights and signalling devices, speed limiter malfunction (by checking the tachograph) and, as far as is practical, inadequate braking.
3. Het voertuig wordt langs de weg gecontroleerd op onderhoudsgebreken zoals te sterk roken, gladde of beschadigde banden, niet-functionerende lichten en lichtsignaalinrichtingen, gebreken aan de snelheidsbegrenzer (waarbij de tachograaf wordt gecontroleerd) en, voorzover dit praktisch uitvoerbaar is, ontoereikende remwerking.