4. ‘Public authority’: any part of the public administration of a Member State, at national, regional or local level, or any body, whatever its legal form, which has been made responsible, pursuant to a measure adopted by the State, for providing a public service under the control of the State and that has for that purpose special powers beyond those which result from the normal rules applicable in relations between individuals.
4. „overheidsinstantie”: elk onderdeel van de overheid van een lidstaat, op nationaal, regionaal of lokaal niveau, of elk orgaan dat, ongeacht zijn juridische vorm, krachtens een overheidsmaatregel is belast met het verlenen van een openbare dienst, onder toezicht van de overheid, en dat hiertoe over bijzondere, verder gaande bevoegdheden beschikt dan die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden.