in melkveebedrijven waar minstens 30 % van de runderen melkgevende melkkoeien zijn, is ee
n serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen BHV1 uitgevoerd met telkens negatieve resultaten op minstens drie melkmonsters die, afhankelijk van de specificatie van de gebruikte test, zijn verzameld uit een groep van niet meer dan 50 dieren en zijn genomen met tussenpozen van minstens drie maanden, en is ee
n serologische test voor de opsporing van antistoffen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), uitgevoerd met telkens negatiev
...[+++]e resultaten op minstens één bloedmonster, dat is genomen bij alle vrouwelijke runderen die geen melk produceren en bij alle mannelijke runderen ouder dan negen maanden die voor de fok worden gebruikt of zijn bestemd,