By reference to the function performed by the DNA sequence, Directive 98/44/EC enables a distinction to be drawn between a ‘discovery’ (isolation of a DNA sequence without any indication of a function) – which, as such, is not patentable – and an ‘invention’ (the discovery together with an indication of the function that it performs) which, by contrast, is patentable.
Op basis van de richtlijn kan, middels de inaanmerkingneming van de functie die het DNA uitoefent, onderscheid worden gemaakt tussen een „ontdekking” (dat wil zeggen de enkele identificatie van een gensequentie zonder dat de functie daarvan wordt aangegeven) – die als zodanig niet octrooieerbaar is – en een „uitvinding” (dat wil zeggen de ontdekking die wordt voorzien van de aanduiding van de functie), die daarentegen wel octrooieerbaar is.