It is settled case-law that the principle of non-discrimination applies only to persons who are in identical or comparable situations and, moreover, requires that differences in treatment between different categories of officials or temporary staff must be justified on the basis of objective and reasonable criteria and that the difference must be proportionate to the aim pursued by the differential treatment (judgment in Afari v ECB, T‑11/03, EU:T:2004:77, paragraph 65 and the case-law cited therein).
Zoals volgt uit vaste rechtspraak is het non-discriminatiebeginsel slechts van toepassing op personen die zich in gelijke of vergelijkbare omstandigheden bevinden en vereist het bovendien dat de verschillende behandeling van verschillende categorieën ambtenaren of tijdelijke functionarissen gerechtvaardigd is op basis van een objectief en redelijk criterium en dat dit verschil evenredig is aan het met die differentiëring beoogde doel (arrest Afari/ECB, T‑11/03, EU:T:2004:77, punt 65 en aldaar aangehaalde rechtspraak).