Overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 16, lid 3, van genoemde verordening mag sle
chts een vergunning voor genetisch gemodificeerd
e levensmiddelen of diervoeders worden verleend indien afdoende en voldoende is aangetoond dat deze geen negatieve effecten op de menselijke gezondheid, op de diergezondheid of op het milieu hebben, dat zij de consum
ent of de gebruiker niet misleiden en dat zij niet zodanig verschillen van de levens
...[+++]middelen of diervoeders ter vervanging waarvan zij zijn bedoeld, dat de normale consumptie ervan vanuit voedingsoogpunt voor mens of dier nadelig zou zijn.