114. Calls on the Commission, firstly, to ensure that in the road haulage sector new Member States actually apply the Community's employment, social and fiscal legislation and, secondly, to submit to Parliament and the Council proposals on how to prevent disruption of the market in the European Union and in the candidate countries owing to differences in wage costs and non-wage labour costs that are likely to persist; takes the view that consideration should
be given to whether transitional arrangements might be suitable and appropriate both for the European Union and for the individual Member States as from the date of accession; if n
...[+++]ecessary, a phased approach should keep social tensions in the Member States and candidate countries to a minimum; the aim of pan-European transport policy before and after the accession of the candidate countries must be to shift freight traffic in particular onto the railways as far as possible, but special transit arrangements cannot be ruled out, in particular during transitional periods; 114. verzoekt de Commissie om in de eerste plaats in het goederenvervoer over de weg ervoor te zorgen dat na toetreding van een bepaald kandidaatland in dat land de communautaire voorschriften op het ge
bied van het arbeidsrecht, sociaal recht en belasting- en premierecht ook daadwerkelijk worden toegepast en in de tweede plaats aan het Parlement en de Raad voorstellen voor te leggen over de vraag hoe bij de waarschijnlijk aanwezig blijvende verschillen in de loonkosten en secundaire loonkosten op het tijdstip van toetreding kan worden voorkomen dat verstoringen van de markt in de EU en de toetredende landen ontstaan; daarbij dient ook d
...[+++]e vraag te worden onderzocht in hoeverre overgangsvoorschriften vanaf de toetreding zowel voor de Europese Unie als de lidstaten afzonderlijk concreet gerechtvaardigd en verantwoord kunnen zijn; zo nodig moeten door middel van een gefaseerd model sociale spanningen in de lidstaten en de kandidaatlanden zo gering mogelijk worden gehouden; is van oordeel dat het vervoersbeleid voor geheel Europa vóór en na de toetreding van de kandidaatlanden erop gericht moet zijn vooral het goederenvervoer zoveel mogelijk over te brengen naar het vervoer per spoor; daarbij moeten echter speciale transitoregelingen, met name in overgangsfasen, niet worden uitgesloten;