(20) The targets should be established for zoonoses and zoonotic agents in animal populations taking account, in particular, of their frequency and epidemiological trends in animal and human populations, feed and food, their gravity for humans, their potential economic consequences, scientific advice and the existence of appropriate measures to reduce their prevalence.
(20) De doelstellingen moeten voor zoönoses en zoönoseverwekkers bij dieren worden vastgesteld met inachtneming van de frequentie en de epidemiologische tendensen bij dieren en bij mensen alsook in diervoeder en levensmiddelen, de ernst voor mensen, de potentiële economische gevolgen, het wetenschappelijk advies en het bestaan van adequate maatregelen om de prevalentie terug te dringen.