In terms of percent of gross national income (GNI) Greece (3.52 % of national GNI) and Portugal (3.35 %) received relatively most funds, followed by Lithuania (2.81 %), Estonia (2.50 %) and Latvia (2.46 %).
In verhouding tot het bruto nationaal inkomen (BNI) zijn Griekenland (3,52 % van het landelijk BNI) en Portugal (3,35 %) de grootste ontvangers, gevolgd door Litouwen (2,81 %), Estland (2,50 %) en Letland (2,46 %).