They imply that the beginnings of a relationship of trust should be established with the Arab world, in particular Iran, that it should not exclude any inflammatory subjects – neither that country’s shocking revisionism regarding the Holocaust, nor the security of Israel – and that it should be conducted on the basis of mutual respect and dignity.
Ze betekenen dat de aanzet moet worden gegeven tot een vertrouwensrelatie met de Arabische wereld, in het bijzonder met Iran, waarbij geen enkel onderwerp dat woede oproept – noch de schokkende ontkenning van de Holocaust door dit land, noch de veiligheid van Israël – mag worden geschuwd, terwijl deze vertrouwensrelatie in een sfeer van wederzijds respect en waardigheid tot stand moet komen.