The beam of incident rays must preferably form an angle (È) of 0,44 ± 0,09 radians (25 ± 5°) with the perpendicular to the test surface; this angle must, however, not exceed the upper limit of the tolerance i.e. 0,53 radians or 30°.
De bundel invallende stralen moet bij voorkeur een hoek (È) van 0,44 ± 0,09 rad (25 ± 5°) vormen met de loodlijn op het beproevingsoppervlak; deze hoek mag de tolerantiegrens naar boven, d.w.z. 0,53 rad of 30° niet overschrijden.