The settings of inlet restriction and exhaust pipe backpressure shall be adjusted, for engines where it shall be possible to perform such an adjustment, to the manufacturer's upper limits, in accordance with sections 2.2 and 2.3.
De inlaatrestrictie en de uitlaattegendruk moeten overeenkomstig de punten 2.2 en 2.3 op de maximumwaarde van de fabrikant worden afgesteld, voorzover het motoren betreft waarbij een dergelijke afstelling mogelijk is.