Points out that the chief weakness of the existing Directive is that most of the measures will expire in 2020 unless it is suitably amended, which means, inter alia, that its main provisions, in particular Article 7, should be extended not only up to 2030 but also beyond, and that it is in this context that the current Directive is to be assessed, with objectives to be established in line with developments (results obtained, technological and market innovations, etc.); expects that this will favour long-term measures; notes, furthermore, the necessity of introducing a mid-term review in order to guarantee that the targets will be attained in 2030.
wijst erop dat het grootste manco van de bestaande richtlijn erin bestaat dat de meeste maatregelen in 2020 aflopen tenzij de richtlijn adequaat wordt geamendeerd, hetgeen o.a. inhoudt dat de belangrijkste bepalingen, in het bijzonder artikel 7, niet alleen tot 2030, maar nog verder moeten worden verlengd en dat de huidige richtlijn in deze context moet worden beoordeeld, met doelstellingen die moeten worden gedefinieerd in functie van de ontwikkelingen (behaalde resultaten, technologische en marktinnovaties, enz.); verwacht dat dit maatregelen voor de lange termijn zal bevorderen; wijst tevens op de noodzaak van het invoeren van een tussentijdse evaluatie om te garanderen dat de doelstellingen in 2030 worden gehaald.