G. whereas 2002 saw: strong monetary growth producing excessive liquidity; high volatility in financial markets; lower average inflation due to the euro's strength but persistence of stark inflation differences between Member States, with some retaining high inflation levels; moderate growth of credit and strong real wage growth; whereas the ECB cut its main refinancing rate by 0.5% in late 2002 and by 0.25% and 0.5% in 2003, resulting in the current rate of 2%,
G. overwegende dat 2002 werd gekenmerkt door: een sterke monetaire groei die voor overmatige liquiditeit zorgde; sterke onbestendigheid op de financiële markten; lagere gemiddelde inflatie vanwege de sterke positie van de euro maar ook blijvende sterke inflatieverschillen tussen de lidstaten, met een hoog inflatiepeil in sommige lidstaten; matige groei van het krediet en een sterke toename van de reële lonen; overwegende dat de ECB het basisherfinancieringstarief eind 2002 met 0,5% en in 2003 met 0,25% en 0,5% heeft verlaagd, waardoor de huidige rentevoet 2% bedraagt,