87. Recognises attempts by the Council and the Commi
ssion to organise a second round of the European Union-Uzbekistan dialogue on human rights in May 2008 and commends the Commission on its efforts to organise a civil society seminar on media expression in the margins of the dialogue, possibly in Tashkent; points out once again that the holding of a dialogue on human rights and experts" meetings on the 2005 Andijan massacre do not in themselves constitute progress and cannot be used as a reason for the lifting of sanctions; notes that the absence of an independent international inquiry into the Andijan massacre and the lack of any impr
...[+++]ovement in the human rights situation in Uzbekistan – these being the conditions laid down by the European Union for the lifting of sanctions – have logically led to the sanctions against Uzbekistan being extended; welcomes the fact that the conclusions of the General Affairs and External Relations Council of 15-16 October 2007 have introduced specific conditions which have to be met within a period of six months in order for the visa restriction suspension to be maintained; invites the Council and the Commission to carry out a serious assessment of the impact of the decision to suspend for six months some of the visa restrictions that form part of the European Union sanctions against Uzbekistan, and to review the overall human rights situation in the country; deplores the fact that Uzbekistan has so far failed to deliver any progress in any of these respects; pays tribute to the work done by its Subcommittee on Human Rights in closely monitoring the human rights situation every six months so as to provide the Council with regular parliamentary assessments and recommendations as regards the EU policy to be adopted in this matter; is appalled by the presidential election held on 23 December 2007 in Uzbekistan, which according to the ODIHR was 'held in a strictly controlled political environment, leaving no room for real oppositio ...87. onderkent het belang van pogingen van de Raad en
de Commissie voor het organiseren van een tweede vergaderronde in het kader van de mensenrechtendialoog EU-Oezbekistan, in mei 2008 en prijst de Commissie voor haar pogingen om en marge van de dialoog een maatschappelijk middenveldseminar over uitingen via de media te organiseren; wijst er eens te meer op dat het houden van een mensenrechtendialoog en deskundigenbijeenkomsten over het bloedbad dat in 2005 in Andijan plaatsvond, op zichzelf geen vooruitgang inhoudt en bijgevolg niet als reden kan worden aangevoerd voor het opheffen van sancties; merkt op dat het ontbreken van een onaf
...[+++]hankelijk internationaal onderzoek naar het bloedbad in Andijan en van enige verbetering in de mensenrechtensituatie in Oezbekistan – de voorwaarden die de Europese Unie stelt voor het opheffen van sancties – er logischerwijs toe hebben geleid dat de sancties tegen Oezbekistan zijn verlengd; verwelkomt dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 15 -16 oktober 2007 specifieke voorwaarden heeft vastgesteld waaraan binnen zes maanden moet zijn voldaan, wil de opschorting van de visumbeperkingen gehandhaaft kunnen blijven, waaraan binnen zes maanden moet zijn voldaan; verzoekt de Raad en de Commissie kritisch te beoordelen wat het gevolg is van het besluit om enkele van de visumbeperkingen die de Europese Unie als onderdeel van haar sancties tegen Oezbekistan heeft ingesteld, voor een periode van zes maanden op te schorten, en onderzoek te doen naar de algehele mensenrechtensituatie in het land; betreurt dat Oezbekistan vooralsnog op geen enkel van de genoemde punten vooruitgang heeft laten zien; spreekt zijn waardering uit voor het werk dat is verricht door het subcomité voor mensenrechten van het Parlement, dat elke zes maanden de mensenrechtensituatie grondig evalueert om de Raad te voorzien van regelmatige parlementaire evaluaties en aanbevelingen met betrekking tot het EU-beleid dat op dit gebied moet worden gevolgd; ...