110. Considers that the placing
of children in care solely on the grounds that they are living in extreme poverty constitutes a violation of fundamental rights; takes the view that, where this cannot be avoided, it should, as far as possible, be regarded as temporary and should seek to achieve the return of the child to its family; believes that the conditions of such care, whether in a foster family or in an institution, and the process
aiming at eventual adoption, must respect all the rights of the family and of the child in question;
believes ...[+++] that the parents, in particular, must be given help in continuing to exercise their full responsibilities vis-à-vis the child and to maintaining the emotional links necessary for the child's development and well-being; 110. is van mening dat uithuisplaatsing van kinderen met als enige reden de gevolgen van een leven in bittere armoede een schending van de grondrechten inhoudt; dat uithuisplaatsing, indien onvermijdelijk, voor zover mog
elijk als tijdelijk dient te worden beschouwd en dat er dient te worden gestreefd naar terugkeer van het kind in zijn gezin; is voorts van mening dat in het kader van de criteria voor plaatsing in plaatsvervangende gezinnen en instellingen
, en voor eventuele adoptie, alle rechten van het gezin en van het uit huis gep
...[+++]laatste kind moeten worden geëerbiedigd; dat de ouders met name moeten worden gesteund om zich ten volle te kunnen blijven kwijten van hun verantwoordelijkheden jegens het kind en de affectieve banden te kunnen onderhouden die voor de ontwikkeling en het welzijn van het kind noodzakelijk zijn;