26. Stresses that many outlying and outermost regions have considerable potential in terms of renewable energies, linked to their geographical or climate-related characteristics (sunshine, wind, biomass, wave energy); hopes that more use will be made of this outstanding opportunity, particularly in order to make an active contribution to achieving the Kyoto objectives;
26. wijst erop dat veel perifere en ultraperifere regio's een zeer belangrijk potentieel hebben op het gebied van hernieuwbare energie, als gevolg van hun geografische of klimatologische omstandigheden (aantal zonuren, blootstelling aan wind, biomassa, golfslagenergie); wenst dat deze opmerkelijke kans beter wordt benut, om met name actief bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Kyoto;