If we look at Africa we see innumerable mothers – uncounted day by day – sitting in front of their dead children, uncomprehending, grieving and deserted, an image
I wish we could all impress upon our minds, for nothing, surely, can encourage an
d oblige us more to take more seriously the fight against poverty that the British Presidency of the Council has set itsel
f as a priority for action than that small sense of common humanity t
...[+++]hat tells us that we may not leave a woman who has lost her child alone in the world if we claim to want to make that world a more humane place.
In Afrika gebeurt dat dag in dag uit. Dag in dag uit zitten talloze rouwende moeders naast hun dode kinderen, radeloos en alleen gelaten. Ik zou voor mezelf en voor iedereen wensen dat we dit beeld op ons netvlies branden, want er is geen betere motivatie, geen betere reden om deze strijd tegen de armoede te leveren, de strijd die het Britse voorzitterschap tot hoofddoelstelling van zijn optreden heeft gemaakt, dan het gewone gevoel van menselijkheid dat ons leert dat we een vrouw die haar kind heeft moeten verliezen niet in de steek mogen laten. Dat is onze plicht als we pretenderen de wereld menselijker te willen maken.