These doors must be so designed and installed that the car cannot move, except for the landing movements referred to in the third subparagraph of point 2.3, unless the doors are closed, and comes to a halt if the doors are opened.
De deuren van de kooien moeten zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat de kooi geen andere dan de in punt 2.3, derde alinea, bedoelde bewegingen kan maken als de deuren niet gesloten zijn, en dat zij stopt als de deuren opengaan.