2. Phytotherapeutic, homoepathic products, trace elements and products listed in Annex V, part 3 and in Annex VI, part 1.1. shall be used in preference to chemically-synthesized allopathic veterinary treatment or antibiotics, provided that their therapeutic effect is effective for the species of animal, and the condition for which the treatment is intended.
2. Fytotherapeutische producten, homeopathische producten, spoorelementen en in bijlage V, deel 3, en bijlage VI, deel 1.1, opgenomen producten zijn te verkiezen boven chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik of antibiotica, mits hun therapeutisch effect doeltreffend is voor de betreffende diersoort en de aandoening waarop de behandeling is gericht.