5.8. Where all risk of derailment of the vehicle cannot be eliminated by other measures, the vehicle shall be fitted with an anti-derailment device which enables the vehicle to be brought to a halt without risk to persons.
5.8. Wanneer het gevaar voor ontsporing van het voertuig door andere maatregelen niet volledig kan worden uitgesloten, moet het voertuig worden uitgerust met een voorziening die het ontsporen belet en waardoor het zonder gevaar voor personen tot stilstand kan worden gebracht.