In particular it considers that the levels of price undercutting, the ratio between the market share of housed bearing units originating in Japan and those manufactured by the Community producers concerned and the impact these factors have had on the prices charged by Community producers (which have increased less than production costs and inflation), the utilization of capacity (less than 75 %), profits and the return on investment of Community producers in the housed bearing units sector (generally negative, except for RHP, which is in a special situation) are sufficient to establish that material injury within the meaning of Article 4 (1) of Regulation (EEC) No 2176/84 has been caused to the Community industry.
Hij is in het bijzonder van oordeel dat de vastgestelde niveaus van prijsonderbieding, de verhouding tussen het marktaandeel van de lagereenheden in kussenblokken uit Japan en dat van de communautaire producenten in kwestie, en de doorwerking daarvan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap met betrekking tot de verkoopprijzen (geringere verhoging dan die van de produktiekosten en de inflatie), het gebruik van de capaciteiten (minder dan 75 %), de winsten en het investeringsrendement van d communautaire producenten in de sector lagereenheden in kussenblokken (over het algemeen negatieve saldo's, behalve voor de firma RHP die een bijzondere positie inneemt), voldoende duidelijk het bestaan op het niveau van de bedrijfstak van de Gemeenschap aa
...[+++]ntonen van een belangrijke schade in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2176/84.